Peter van Hugten
Op 17 december is Peter van Hugten overleden. We hebben samen één boek gemaakt, de dichtbundel Salto Natale. Ik was zo ongelooflijk blij met zijn werk, ik voelde me vereerd dat hij mijn gedichten wilde illustreren. Peter was wereldberoemd naar mijn idee, en ook nog eens heel erg aardig. Omdat ik de omslagtekening zo prachtig vond, kreeg ik hem zomaar ingelijst cadeau.
In 1994 koos ik Peters tekening voor Mijn favoriete illustratie, een boek waarin 33 schrijvers vertellen over de mooiste tekening bij hun werk. Ik schreef:
Mijn favoriete tekening is het omslag van Peter van Hugten voor mijn dichtbundel Salto Natale. Waarom? Het antwoord op deze vraag is lastig te geven. Hoe vang ik zoveel beeld in weinig woorden?


Peter van Hugten maakte dit omslag nadat hij mijn gedichten las. Mijn woorden kregen zijn beeld. Toen hij mij de omslagtekening liet zien, wijzigde ik ter plekke de flaptekst voor mijn dichtbundel. Peters lijnen en kleuren gaven mij woorden voor het gedicht dat nu achterop staat.
Past het leven in een kamer?
Eerst de deur op een kier
en daarna mag ook het raam
wagenwijd.
Vanaf het dak
is de wereld beter te overzien.
Tekening en gedicht omsluiten vijfentwintig andere gedichten en tekeningen die naast en met elkaar bestaan: wie illustreert nu wie?
De rechte lijnen van het huis geven de tekening een zekere kracht. Maar het lam op de voorgrond, pasgeboren, de ogen nog gesloten, is zo kwetsbaar. Het lijkt of het een keuze heeft: de wereld aanschouwen of stil verdwijnen? Of is het al verdwenen? Is de inkt al weggekrabd en rest er alleen nog een contour, een getekende herinnering?
In Salto Natale vond ik, onder andere, eindelijk de woorden om een serie gedichten te schrijven over de dood van mijn broer. Het rommelig verdwaasde mannetje steekt zijn nek uit – hij waagt de stap van de veilig brede dijk naar de smalle nok van het dak en blijft in evenwicht…
















Laatst gaf ik een poëzielezing op een pabo. Doel was om allerlei lesideeën te geven om met poëzie aan de slag gaan in de praktijk. Dat was ook wel nodig, want de eerstejaars studenten lazen nauwelijks, begreep ik, en zeker geen poëzie.
Een tijd geleden moest ik in de bibliotheek van Urk optreden. Ik liep over de jeugdafdeling naar het zaaltje. Tussen de boekenkasten zaten opvallend veel kinderen te lezen. Tientallen. Op de grond, op krukjes, aan tafels. En allemaal in opperste concentratie.
Onze dochter Imme was zeven jaar. Oud genoeg om met een rugzak door Syrië te trekken, dachten Monique en ik. Als voorbereiding voor een historische roman wilde ik opgravingen en musea bekijken en voelen hoe het is om in een woestijn rond te lopen. En naar Palmyra natuurlijk – hoe sprookjesachtig kan de naam van een stad klinken? We kozen een periode buiten het vakantieseizoen, en een hotel in Damascus waar in die periode ongetwijfeld plaats voor ons zou zijn. Ver na middernacht kwamen we aan, en vervolgens reed de taxichauffeur



