Opa, kerst en konijn
22 december
Vroeger hadden we konijnen thuis, ze zaten in hokken naast de schuur. Elke dag moest mijn broer, mijn zus of ik paardenstekken en gras gaan plukken voor onze Vlaamse reuzen. Het waren geen speel-dieren, ze lieten zich slecht knuffelen. En als er eentje jonkies had en ik de kleintjes wilde bekijken, dan mocht ik het hok helemaal niet open doen uit angst dat moeder konijn haar kroost zou verorberen.
De Vlaamse reuzen werden goed verzorgd tot een paar dagen voor kerst. Dan kwam mijn opa langs. Als hij vertrok staken er uit een grote braadpan in de kelder twee achterpoten met witte sokjes… Een van de gedichten uit mijn bundel Salto natale gaat over deze donkere dagen – het geeft misschien aan waarom ik geen groot vleeseter ben.
De illustratie is van Peter van Hugten.
Konijn
mijn opa plantte wortels
hij hield veel van konijn
in december
koos hij uit de ren de vetste
het mes werd met zorg gewet
mijn zusje gilde harder
dan ’t konijn dat opa vilde
Vandaag wordt Mance Post begraven (1925-2013)
9 december
De man met de rode jas is een van mijn lievelingsboeken. Volkomen vergeten intussen, het geeft niet, maar ik vind het wel jammer.
Ik voelde me blij en vereerd dat Mance Post dit boek wilde illustreren. Mijn oma speelt een rol in het verhaal, ze gaat dood aan het einde, ik heb haar begrafenis beschreven, en nu is Mance haar achterna gegaan. In het boek en in mijn hoofd leven ze allebei voort.
Op het omslag tekende Mance twee kinderen, een jongen en een meisje. “Ze wonen bij mij in de buurt,” vertelde Mance later. “Ik teken het liefst kinderen die ik ken. Zij is verliefd op hem, maar dat weet hij nog niet. Tijdens het poseren bij mij thuis kon ze een tijdje lekker dicht bij hem staan.”
De man met de rode jas uit 1987 was mijn vierde boek. Toen ik het in handen kreeg, met de prachtige, tere tekeningen van Mance, durfde ik eigenlijk pas voor het eerst te zeggen dat ik schrijver was.
Dank je wel, Mance Post.
Hoe vind je (het motto van) een dode dichter? – Slot
3 december
In onze bloemlezing Ik zoek een woord staan 167 gedichten van 109 dichters. De meeste konden we via de uitgevers vragen of we hun werk mochten opnemen. Een aantal was moeilijk te bereiken.
Herman Brusselmans reageerde wekenlang niet op de e-mails die we via het adres op zijn website stuurden. Na een oproep via Twitter en Facebook wees iemand ons op een theaterbureau in Amsterdam en toen was het in drie dagen geregeld: we mochten zijn Verliefdheid is sterk plaatsen.
Van Liselore Gerritsen kregen we via via een telefoonnummer: “Na enen bellen!” Ze gaf ons haar adres en toen konden we een brief sturen met de vraag of we het gedicht ‘Powergirl’ mochten opnemen. Het mocht!
Van Koos J. Versteeg (1904-1987) zijn op internet veel citaten te vinden, ook het bekende:
Dit is op aarde van
al ’t kwaad de grootste straf:
Wie eenmaal lezen kan,
die leert het nooit meer af.
We vonden het een mooi motto voor Ik zoek een woord.
De tekst stond ook in het Prisma Citatenboek uit 1954. Via de uitgever, de LIRA en internet konden we geen familie van Versteeg vinden. We schreven op Twitter en Facebook: “Gezocht: de light verse-dichter Koos J. Versteeg of zijn erven. Wie helpt ons aan een adres?”
Iemand verwees ons naar uitgeverij Van Oorschot, maar daar konden ze ons niet helpen. Toen reageerde de Bibliotheek van A tot Z via Twitter dat Versteeg een Dordtse Boekhandelaar was. Maar helaas, de winkel bestond niet meer.
Kort daarna kregen we een tweet vanuit Zwitserland: een nicht van Versteeg, mevrouw Brouwer, zou op het Sint Jacobsplein in Dordrecht wonen. “We weten nu nog geen huisnummer, maar misschien dinsdag wel.”
Dinsdag?
Dat duurde nog vijf dagen en Versteeg was de laatste van de 109 dichters die we zochten. We hebben de telefoonnummers van alle winkels in de buurt van het Jacobsplein opgezocht. “Kent u misschien ene mevrouw Brouwer? We zoeken haar in verband met een dichtbundel…” De reacties liepen nogal uiteen.
“Brouwer? Sorry, nee.”
“Hallo… Ja doei, val een ander lastig met die flauwekul. Ik hep geen tijd voor gediggies!”
Dood spoor. Er viel geen chocola van te maken. Tot we een paar dagen later meer tweets ontvingen: “Hoera, ik heb het huisnummer op een usb-stick hier in Zwitserland – Koos’ nicht woont op nummer zoveel, mevrouw Brouwers met een s. Ze werkte vorig jaar mee aan mijn boek Blijf maar! over verdwenen winkels in Dordrecht. De winkel van Koos en zijn vader staan erin. Succes!”
Via de post is alles geregeld. De “eigenaar” van het allereerste gedicht vonden we het laatst. En gelukkig: het motto Dit is… mocht erin.
Bibliotheken, boeken en bergen – we kunnen niet zonder.
Hoe vind je geen fotograaf maar een dichter?
29 november
Naast enkele cartoons wilden we ook een “poëtische foto” opnemen in Ik zoek een woord, onze bloemlezing met gedichten over taal. Op internet circuleerde The hug – een foto waarop een jonge vrouw wordt omhelsd door een brief in de vorm van een man. Wij vonden het een mooi beeld. Geen man van staal, maar een man van taal. Maar wie was de fotograaf?
We ontdekten dat er nog twee soortgelijke foto’s waren. Op de ene werd een oudere vrouw omhelsd door de brief-man, op de andere droeg hij een kindje op zijn arm. En onder de foto’s stond: If you really want to touch someone, send them a letter. Christopher Tovo had ze gemaakt voor een reclamecampagne van Australia Post.
Via zijn website schreven we Tovo down under: Mogen we één foto in onze bloemlezing plaatsen? Geen antwoord. Nog een mail, en nog een… En ook maar eentje naar Australia Post – die reageerden wel, maar ze konden ons niet helpen.
Via een agent in Amerika konden we uiteindelijk onze vraag kwijt. Er kwamen tal van formulieren met vragen over de uitgever, de oplage, de prijs van ons boek etc. Daarna volgden er nog meer formulieren en bepalingen en tenslotte noemden ze een prijs waarvoor menig dichter graag een stapel verzen wil schrijven.
We besloten de foto te wissen, ondanks de vele dagen speurwerk. Thematisch paste de foto perfect, maar vooral Monique vond het bezwaarlijk dat de brief helemaal in het Engels was geschreven. En de foto dook ineens veel te vaak op internet op – Tovo’s agent was er maar druk mee… of niet…
De foto kwam er bij ons niet in. En daardoor was er een plaatsje vrij voor een nieuw gedicht van Leo Vroman, Gedachteloos – we vonden het hoera-hoera op vromanfoundation.com waar Vroman tot zijn dood in 2014 nieuw werk publiceerde. Vromans gedicht paste mooi bij het gedicht Einde van Lucas Schaap. Vroman schreef Gedachteloos toen hij 97 was, Lucas schreef zijn gedicht toen hij 12 was. En zo staan (schreef ik eind 2013) de jongste en de oudste nog levende dichter broederlijk naast elkaar op pagina 116 en 117 in Ik zoek een woord.
Fotografen – we kunnen niet zonder.
PS De genoemde foto’s van Christopher Tovo zijn te zien op www.christophertovo.com/?page_id=238
Hoe vind je de vertaler van een dode dichter?
25 november
We wilden ook een gedicht in het Fries opnemen in Ik zoek een woord. Aangezien ons Fries niet verder gaat dan heit en mem, vroegen we Jant van der Weg-Laveman om hulp, kenner van Friese jeugdliteratuur. Zij verwees ons naar Teake Oppewal, werkzaam bij Tresoar, het historisch en letterkundig centrum voor Fryslân.
Oppewal stuurde een aantal “gedichten over taal” in het Fries en Nederlands op. We vonden Friesland van Ed Hoornik het best passen in onze bloemlezing. Jammer, schreef Oppewal, want Hoornik is geen Fries en dat gedicht is nooit vertaald.
Maar na wat speurwerk vonden wij in een rapport van de Provincie Friesland tóch een vertaling. Klaar, dachten we. Totdat Oppewal zei dat die vertaling niet klopte. Van vier regels waren er vijf gemaakt, het rijm was krom, en in de laatste regel was sprake van een perspectiefwisseling die in het origineel niet voorkwam. Eppie Dam heeft het gedicht toen opnieuw vertaald, in vlekkeloos Fries volgens Oppewal, en wie zijn wij om hem tegen te spreken.
Heel anders ging het met de vertaling van Hoe maak je een dada-gedicht? van Tristan Tzara (1896-1963), een Roemeense dichter die lang in Frankrijk woonde. Wij namen zijn gedicht over uit Dichters van de avant-garde (Veen, 2003). In dat boek staat: vertaler onbekend. We zijn niet op zoek gegaan naar Tzara’s vertaler – waar moesten we beginnen? Dus in Ik zoek een woord staat het ook: vertaler onbekend.
Zes weken na het verschijnen van Ik zoek een woord viel er een mooi, bruin envelopje op de mat. Er zaten twee dingen in: een ansichtkaart met de tekst “Zie pagina 10”, én een klein boekje: God danst Dada van Tristan Tzara (Fizz-Subvers Press, 1974).
Op pagina 10 stond het door ons gekozen gedicht van Tzara, en dat het in 1920 was gepubliceerd. En op de titelpagina lazen we tá-dá-dáá: Vertaald door Peter Nijmeijer en Sjoerd Kuyper. Onze vriend Sjoerd had het boekje op de post gedaan – hij bleek een van de onbekende vertalers te zijn. We zullen het melden bij Uitgeverij Veen en corrigeren in de tweede druk… als die er komt…
Postbodes – we kunnen niet zonder.
Hoe vind je een dode dichter?
22 november
In onze bloemlezing Ik zoek een woord staat werk van 109 dichters. Aan al die dichters moest toestemming worden gevraagd voor de overname van hun werk – dat was een heel karwei, vooral als de dichter overleden was.
Van Max Dendermonde (1919-2004) wilden we het gedicht Gevangen opnemen uit zijn bundel Het geheim van de mierenneuker. Max Dendermonde is het pseudoniem van Hendrik Hazelhoff. Waar en hoe konden we zijn erfgenamen vinden? Een kort verslag van een lange speurtocht.
De bundel van Dendermonde verscheen in 1987 bij Het Spectrum. Eerst schreven we de uitgever aan – die kon ons niet helpen. Toen probeerden we het via de LIRA – een organisatie die leenrecht uitkeert en duizenden adressen van auteurs kent. Helaas, ook zonder resultaat.
Zoeken op internet dan maar. Is er een aanknopingspunt te vinden in het Vlaamse stadje Dendermonde? Nee.
We ontdekten dat er in Winschoten een Brasserie Dendermonde bestaat, een naam die gekozen is ter nagedachtenis van het werk van onze Max. ‘Bent u familie van…?’ vroeg ik hoopvol. ‘Nee,’ zei de eigenaar. ‘Maar ze kunnen u misschien verder helpen bij Garage Hazelhoff in Vlagtwedde, dat is wel familie, dacht ik.’
De garage-eigenaar was pas na twee dagen bereikbaar? Hij bleek een neef van Max Dendermonde te zijn en vertelde dat Max twee zoons heeft. ‘Maar ik heb geen idee waar ze wonen. Misschien weten ze dat wel bij de Familiestichting Haselhoff. Met een s en niet met een z. Eens in de twee jaar organiseren ze een familiedag…’
Het secretariaat van de Stichting Haselhoff wist meer. Max Dendermonde had inderdaad twee zoons. “We zullen proberen ze op te sporen, maar het kan wel even duren, omdat ze nogal vaak verhuizen. De ene woont in Spanje, de andere in Amerika.”
Na een dag of tien kregen we het bericht dat de Spaanse zoon gevonden was. Eindelijk kon de brief op de post waarin toestemming werd gevraagd voor overname van het gedicht Gevangen. En gelukkig, de zoon antwoordde per omgaande: “Ja, het mag.”
Brasserie en garagebedrijf – we kunnen niet zonder.
De wiskunde-dichter legt het nog één keer uit
12 november
In de Volkskrant van zaterdag stond een artikel over piekeren. Dat mensen vooral ’s nachts van alles herkauwen. De conclusie was “dat piekeren niet helpt. Onderzoek maakt duidelijk dat 85% van de dingen waarover we ons zorgen maken zicht nooit voordoen.”
Die overblijvende 15% nestelde zich meteen in mijn hoofd. Tot ik bedacht dat 85% van die overblijvende 15% zich ook niet zou voordoen. Dan bleef er dus eigenlijk nog maar 2,25% piekeren over. En van die 2,25 mocht ik ook weer 85% schrappen. Alles opgelost. Hoewel, in een gedicht uit mijn bundel ‘hoe angst klinkt’ staat dat ik geen wiskundeknobbel heb maar een wiskundekuil…
De Jonge Jury – deel 2 – Terug naar de inhoud
2 november 2013
In juni hoorde ik bij toeval dat jeugdpoëzie en informatieve boeken al jaren niet meedoen bij de Jonge Jury. Dat verbaasde me. Sterker: ik vond het onbegrijpelijk. In een column pleitte ik er toen voor deze genres niet uit te sluiten bij een landelijk leesbevorderingsproject voor jongeren. Ik plaatste het bericht op Facebook – reacties bleven nagenoeg uit.
Afgelopen week riep de Jonge Jury uitgevers via Twitter op om boeken voor de volgende editie in te sturen. Tot mijn spijt las ik op de website dat het in 2015 opnieuw alleen om proza gaat. Ik plaatste mijn column nogmaals en schreef dat de Jonge Jury jeugdpoëzie de moeite van het vermelden niet waard vind. Onder andere door de toon van enkele reacties op mijn column reageerden er tal van mensen via social media, mail en telefoon.
Ik heb o.a. gesproken met de organisator van de Jonge Jury, Passionate Bulkboek, en met de Stichting Lezen: opdrachtgever/eigenaar/subsidiegever. De ergernissen n.a.v. de reacties op mijn vorige column zijn uit de wereld. Hoofdstuk afgesloten.
De opzet van de Jonge Jury gaat veranderen. Tijdens de gesprekken heb ik een aantal dingen gehoord die me zorgen baren, die wil ik hierbij delen.
Na het herplaatsen van mijn column op 29 oktober stuurde de Jonge Jury een hoopgevende tweet uit met het bericht dat poëzie in de volgende editie wél mee mag doen. Fijn, dacht ik, nu de informatieve boeken nog en mijn doel is bereikt. Maar het blijkt anders te liggen. De tweet waarin staat dat poëzie voortaan meedoet, is inmiddels verwijderd.
Passionate Bulkboek en de Stichting Lezen zijn nog aan het overwegen of poëzie en informatieve boeken naast proza worden opgenomen. De Stichting Lezen staat er positief tegenover, maar de beslissing valt pas ergens in december. Niet zo lang nadenken, zou ik zeggen. Als je poëzie uitsluit, sluit je de kern van de literatuur uit en dan onthoud je jongeren een rijk genre. En informatieve boeken zijn voor veel jongeren juist de aanleiding om te gaan lezen.
Waarschijnlijk hangt het ‘uitstel’ van beslissen samen met het feit dat de Jonge Jury een andere opzet krijgt. In de huidige vorm is het project niet levensvatbaar, er doen steeds minder jongeren mee, vooral van het vmbo, en daarom wordt er in de toekomst samengewerkt met een commerciële partij, uitgeverij Thieme.
De lessen bij de kerntitels sluiten straks nauw aan bij een nieuwe taalmethode van Thieme, zodat ze deel uitmaken van het curriculum. Doel is dat meer docenten de lessen opnemen in hun lespraktijk, dat het Jonge Jury-materiaal niet meer als aanvullend-dus-overbodig-en-lastig wordt gezien en om die reden terzijde wordt geschoven. “Als u lesbrief X van de Jonge Jury gebruikt, kunt u les Y uit de taalmethode overslaan, en het past binnen de kerndoelen.” Zoiets wordt het. Handig voor de docenten. Het aantal deelnemers aan de Jonge Jury kan erdoor stijgen.
Maar: bestaat er op deze manier niet het gevaar dat de opzet van de taalmethode de keuze van de kerntitels bij de Jonge Jury gaat bepalen? Passen poëzie en non-fictie daar wel in? En wie bepaalt dat? De Stichting Lezen, Passionate Bulkboek of uitgeverij Thieme?
Een ander probleem zou de inhoud van de boeken kunnen zijn. Ik heb zelf aan een taalmethode voor het basisonderwijs meegewerkt en in die methode waren sprookjesfiguren, duivels, geesten en vloeken ten strengste verboden. Want: voor christelijke scholen kunnen dergelijke zaken een reden zijn om de methode links te laten liggen en er moeten zoveel mogelijk schoolboeken over de toonbank gaan.
Bij Jonge Jury-boeken komen er nog een aantal taboe-onderwerpen bij: boeken met seks & drugs & rock&roll, met abortus, homoseksualiteit, reïncarnatie en noem maar op? Een uitgever die in de eerste plaats lesmethodes wil verkopen is misschien helemaal niet blij met verwijzingen naar boeken waarin deze zaken worden beschreven. Krijgt Thieme invloed op de keuze van de kerntitel-boeken die voor de lessen worden verkozen? Hoe wordt uitgesloten dat het verkoop-belang van de taalmethode meespeelt?
Kortom:
• Ik hoop dat de Jonge Jury alle genres aan bod laat komen, proza, poëzie en informatieve boeken, ongeacht de inhoud.
• Een commerciële partij is misschien nodig om de Jonge Jury te laten voortbestaan, maar elke inhoudelijke invloed vanuit die hoek moet voorkomen worden.
De Jonge Jury – deel 1 – Poëzie buiten spel
29 oktober 2013
Op de site van de Jonge Jury staat: “Voor de Jonge Jury 2014 kan je stemmen op alle jeugdboeken die in 2012 zijn verschenen.” Maar dat “alle” klopt niet. Poëziebundels zijn niet opgenomen in de lijst, en daar kan dus niet op worden gestemd. Niet interessant genoeg voor jongeren volgens de organisatie. Of zouden poëziebundels geen boeken zijn?
De organisatie van de Jonge Jury is al jaren in handen van Passionate Bulkboek. Deze week hoorde ik dat deze organisatie een deel van de boeken voor 12-15 “in principe” uitsluit van deelname. Op de groslijst is geen plaats voor jeugdpoëzie en informatieve boeken. De Jonge Jury vraagt deze genres doelbewust niet aan bij uitgevers. Ik vind dat een discutabele gang van zaken bij een landelijk leesbevorderingsproject.
Een fragment uit de brief aan de uitgeverijen: “Ten behoeve van de Jonge Jury 2014, de gezamenlijke promotie, de selectie van kerntitels, thematips en verder lezen-tips stellen wij een groslijst samen met alle vertaalde en oorspronkelijk Nederlandstalige jeugdboeken die voor het eerst zijn uitgekomen in 2012, geschikt voor de leeftijd van 12 t/m 15 jaar. Het gaat in principe om jeugdboeken met NUR-code 283, 284 en 285…” De organisatie heeft de NUR-codes in de brief onderstreept. Poëzie en informatieve boeken vallen dus buiten deze leesbevorderingsboot. Ze komen niet op de groslijst terecht en dus zeker niet op de lijst met kerntitels: twintig boeken die extra in het zonnetje worden gezet.
Ik vraag me af wat het doel van een lijst met kerntitels is. Boeken op een rijtje zetten die toch al gelezen en gewaardeerd worden? Of nieuwe smaken toevoegen aan het palet? Andere werelden openen? Ik denk het laatste.
Duizenden jongeren doen mee aan gedichten-schrijf-wedstrijden. Ze worden jaarlijks georganiseerd door Kinderen en Poëzie, Doe Maar Dicht Maar en de School der Poëzie. Zouden jongeren die gedichten schrijven niet ook poëzie willen lezen? De Jonge Jury biedt die mogelijkheid nu in elk geval niet. Jeugdpoëzie valt onder de NUR-code 292 en 293 en staat daarom “in principe” buiten spel. Leesbevordering of leesbeperking?
Natuurlijk, ik schrijf dit stukje óók omdat ik zelf een dichtbundel heb geschreven die schittert door afwezigheid op de kerntitellijst van de Jonge Jury. Dat vind ik jammer voor mezelf en voor de jongeren die
Hoe angst klinkt nu nooit onder ogen zullen krijgen, en die misschien
tot hun eigen verrassing ineens van poëzie blijken te houden.
Zelf heb ik er niks meer aan, maar Jonge Jury, alsjeblieft, werk die blinde vlek weg. Geef jongeren vanaf volgend jaar de kans om wél het hele scala aan boeken te ontdekken. Op een lijst met twintig kerntitels horen alle genres thuis.