Interview – 01-01-2018 gepubliceerd op Leesplein 15+


Hans Hagen wordt gelukkig van woorden

Deze maand verschijnt Onbreekbaar, de nieuwe dichtbundel voor jongeren van Hans Hagen. We spraken met hem over zijn gedichten en zijn inspiratiebronnen.

Je boeken gaan vaak over werelden ver weg, in je gedichten blijf je juist dichter bij huis. Vragen gedichten juist om nabijheid?
De gedichten gaan inderdaad over wat ik zelf meemaak, zie, hoor… Over wat ik voelde toen ik jong was, en over wat er nu in me omgaat. Verschillende gedichten in deze bundel gaan over Regina, met haar bracht ik een sprookjesachtige avond door bij een kampvuur toen ik veertien was. Zij was een paar jaar ouder – ze speelde met mij en mijn verliefdheid, dat gevoel had ik achteraf. Ik vond haar zo mooi en zo zacht. Toen ik thuis mijn fiets uit de schuur haalde, schrok ik me wild. Haar naam stond echt in mijn fietslamp gestanst, zoals ik beschrijf in een gedicht. Ik heb ook veel verhalen geschreven die in andere landen spelen, over dingen die ik daar zag, Verkocht en De reis van Yarim bijvoorbeeld. Dat werd vanzelf proza. In mijn laatste roman Yuna´s maan is
het een mengvorm geworden, daar heb ik dertig gedichten
in opgenomen – Yuna´s verhaal vroeg erom.

  ‘na elk gesprek bijna
  voel ik me beter
  vooral na spreken met inkt´
Dit staat in een van je gedichten. Word je vrolijker van schrijven?
Soms vind ik ineens de woorden die precies zeggen wat ik eigenlijk vind. Ik word er heel gelukkig van als ik zoiets na uren en uren voor me zie staan, dat er ineens staat wat ik voel of bedoel en geen letter meer hoef te veranderen. Dat zijn de fijnste momenten van het schrijven. Daar verwijst het gedicht naar. In een gesprek overkomt het me ook wel eens. Maar op de zolderkamer waar ik schrijf, gebeurt het vaker.

Diverse gedichten gaan over elkaar niet begrijpen en langs elkaar heen praten. Is dat iets waar je je zorgen over maakt?
Iedereen heeft een mening over van alles en nog wat, en al die meningen worden de ruimte in geslingerd. Het gedicht kom gaat daarover. Ik had een oude oom die alleen woonde. Als Monique en ik op bezoek gingen, lagen er allerlei krantenartikelen op tafel, over uitspraken van de paus over homo´s, over politiek, onderwijs, de islam… en die artikelen wilde hij allemaal bespreken. Tijdens zo´n gesprek zei hij vaak: goh ja, zo heb ik het nog helemaal niet bekeken. Niet dat hij direct van idee veranderde, maar hij probeerde tenminste door andere ogen te kijken. Dat vind ik mooi, en het is ook hard nodig. Een beetje flexibel zijn – het lukt helaas veel te weinig.

Veel gedichten gaan over heel breekbare dingen als verliefd, verlangen, dood, dingen die niet worden zoals je hoopte. Waarom noemde je je bundel toch Onbreekbaar?
Tegenslag geeft vaak extra kracht. Soms zegt iemand dat je iets niet mag of kan, en dan probeer ik het juist voor elkaar te krijgen. Niet om die ander op zijn nummer te zetten, maar voor mezelf. Het geeft voldoening om een berg te beklimmen. Op de top dient meteen het volgende ‘probleem´ zich aan. Wat heb je bereikt? Wat daarna? Je komt veel breekbaars tegen. Je verliest iemand. Een verhaal lukt niet. Je denkt dat je iets onbereikbaars probeert te bereiken… Maar ondanks dat alles ga je door. Tegenslag, dat sterkt.

Je schrijft ook gedichten over hoe jongeren zich kunnen voelen. Weet jij nog hoe jij je voelde toen je een jaar of dertien was?
Ik voelde me vooral erg klein toen ik dertien was. Of eigenlijk: klein gehouden. Op school vooral. Er werd nauwelijks naar mij geluisterd. Ik zat op een strenge, christelijke school. Iedereen was doodsbang voor de directeur, meneer Soetekouw. Die man zei letterlijk dat de leerlingen stof voor hem waren, grassprietjes die net boven de grond uitstaken. Ik werd nogal vaak de klas uitgestuurd, en mijn ouders kozen meestal partij voor die engerd.
Soetekouw is ‘de surrogaatgod van school´ in het gedicht pluisjes.

Als je één gedicht mag kiezen waarvan je graag wilt dat zoveel mogelijk jongeren het lezen, welke is dat dan? En waarom?
Als je me dwingt om er één te kiezen, dan kies ik er twee. Als eerste mooi, het openingsgedicht. Daarin staat dat je alleen geboren wordt en alleen sterft

  maar tussen die twee punten
  kun je verbinding maken
  met jezelf en met anderen
  dat maakt het leven mooi

Dat idee helpt mij. Dat er iemand is om naar te zoeken, dat er iemand op je wacht. De herinnering aan Regina heeft mij door de middelbare school heen gesleept. Tot ik Monique ontmoette. We zijn al heel lang bij elkaar. Samen gaat over mijn wens om mijn lief nooit te verliezen.

Eind januari is het weer Poëzieweek. Stel dat jij een Poëziedokter bent, wat zou jij lezers tijdens die week voorschrijven?
Lees elke dag tenminste één gedicht. Lees het voor jezelf, of lees elkaar een gedicht voor. In een gedicht opent zich een hele wereld in een paar zinnen. Ik geef regelmatig lezingen voor leerkrachten. Begin of eindig elke les met een gedicht, zeg ik dan. Geniet van het ritme, de klanken, de ideeën. Vaak lees je iets wat je zelf ook al dacht, maar nooit precies hebt kunnen verwoorden. Het kan troost bieden als je ziet dat een ander hetzelfde ervaren heeft als jij, en daar de juiste woorden voor heeft gevonden. Poëzie is vaak zo mooi!